‘Hij kon zo prachtig stil zijn; ja, dat kan ik’

‘Hij kon zo prachtig stil zijn; ja, dat kan ik’

Veur de Draod

ACHTERHOEK – In Veur de Draod beantwoorden Bekende Achterhoekers stellingen. Wie antwoordt legt zijn ziel bloot. In deze aflevering boer, levenskunstenaar en theatermaker Walt Raaf (55). “Ik kijk niet meer te vaak in de spiegel tegenwoordig.’’

Door André Valkeman

1) Mijn mentale bui is:
“De kop steet noar warken. Bij de boerderij van mijn zoon klinkeren we de oprit.
Morgen treden we op met ons theatergezelschap in Keijenborg bij het Schuttersgilde Sint Jan. De act Roofraaf en De Draak ga ik daar opvoeren. Straattheater en dan soms op stelten.
De Roofraaf vertelt een sage, een traditioneel volksverhaal. Het staat symbool voor de hebzucht van de mens. Het kapitalisme. De Draak gaat over sage: De Draak van Gelre. Twee jongens wilden ooit een draak doden die leefde onder een oude mispelboom. De draak krijste voortdurend: ‘Gelre, Gelre’. Op die plaats bij de boom zouden de jongens een gebied gesticht hebben dat Gelre werd genoemd. Van die sage komt de naam Gelderland vandaan.
In mijn leven is alles op zijn plek gevallen. Ik heb theater, de boerderij en naast mijn theaterleven nog twee loonbaantjes. In de winter loop ik op aardappelvelden om grondmonsters te nemen, in de zomer geef ik in Duitse gemeenten bloemen water.
Theater is voor mij ook vooral bouwen in het atelier. Nu kan ik ook on the road zijn. Een heerlijk leven vol afwisseling.’’

2) Ik lijk het meest op ‘mien va/mo’:
“Brede neus, volle lippen, het haar… Dat uiterlijk is allemaal moeders kant.
Het karakter is van allebei. Dat is onrust in de kont. Willen ontplooien. Zij gingen veel op reis, ik zocht het in optreden. Waar komt die artistieke lust in mij vandaan, heb ik weleens gedacht. Mijn ouders hebben dat niet, maar in hun bloedlijn zitten wel verhalenvertellers en schrijvers. Frans Roes, het pseudoniem van de bekende streektaalschrijver Herman van Velzen, bijvoorbeeld.”

3) Na de dood is er:
“Onze energie en warmte die in je zit wordt doorgegeven. Die keert terug naar iets in de kosmos. Maar daar merk jijzelf niets meer van.’’

4) Dit is mijn grootste angst:
“Een operatie ondergaan. Ooit moest ik geopereerd worden aan mijn been. Paranoia werd ik ervan. Mijn lichamelijke integriteit moest ik opzij zetten. Ik ben gaan denken aan de veldleeuwerik en grutto en beelde in hoe ik op een akker liep. Dat gaf rust.”

5) Ik kan buiten de Achterhoek wonen:
“Zeker, ik woonde in Dronten, Deventer en Arnhem. De Achterhoek is toch de streek voor mij. Mooie eigengereide mensen wonen er. Soms bijna te eigengereid, dat ze niet openstaan voor connectie met volkeren of mensen die het anders doen. Het enige waar ik weleens moeite mee heb hier.
De Achterhoek is uniek maar toch verbonden met de hele oostelijke Nedersaksische streek. Een tijd lang had ik het ook gehad met straattheater in het westen. De Randstad vond dat ze alles al gezien hadden. Dan dacht ik: laat ons maar heel die oostelijke strook pakken.
Nu, ook doordat wij iets meer rust hebben in de acts, spelen we ook in het westen alles plat.’’

6) Mijn grootste held is:
“Helden zijn tijdelijk. Het is je buurjongen die veel ouder is en harder kan fietsen, tegen wie je opkijkt. Later op de landbouwschool in Dronten die ene leraar met filosofische wijsheden. Maar als je ouder wordt, ontmoet je minder helden, omdat je meer hebt gezien en meegemaakt.’’

7) Het is goed dat ik geen echte boer ben geworden:
“Ik ging naar Lowlands en mijn leven was onrustig. Ik moest in dienst en weigerde dat en moest dienstvervangende arbeid doen. Ondertussen speelde ik in een punkband. Ik had meer op met mensen dan met dieren vond ik toen, maar men zag in mij ook de boerderij-opvolger.
Ik zag een Lowlands-theateract op stelten met muzikanten. Man, een spektakel! Ik wist: dit wil ik. Binnen een jaar leerde ik steltenlopen, ik deed voor bedrijven als V&D wat flyerwerk en een jaar later verkocht ik mijn eigen act op stelten aan Lowlands. Ik boer er nu wat naast. Toch… alleen boeren had mij niet volmaakt gelukkig gemaakt. Dit leven wel.’’

8) De mens is monogaam:
“Dat kan groeien bij een mens. Dat kan je bereiken, maar is geen gegeven. Vroeger was ik er veel te rusteloos voor. Als je nalatenschap wil, kies je ervoor. Je kiest voor monogamiteit en daarna wil je ook niet meer anders, wordt die wil alleen maar sterker. Maar monogamie is eerder sociologie dan biologie.’’

9) Mensen met een accent zijn:
“Onderscheidend. Ik heb een enorm accent. Een enkeling lacht je, vaak buiten de streek natuurlijk, erom uit. Dat zegt het meest over die mensen zelf. Vaak hebben zij een ander dialect met een grote bek, waarvan ze denken dat het norm is, en die grote bek siert ze totaal niet.’’

10) Dit komt er op mijn grafsteen:
“‘Hij kon zo prachtig stil zijn’, dat doe ik vaak in theaterspel. Niet beleren, opleggen. Ik ben, ik weet niets meer dan een ander. Laat het publiek ervaren.’’